Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten, als de Participatiewet in werking treedt, verantwoordelijk voor de mensen die kunnen werken maar die het zonder steuntje in de rug niet redden op de arbeidsmarkt. ‘De totstandkoming van de Participatiewet is slechts het begin van een forse praktische opgave’, aldus MKB-Nederland en VNO-NCW. Het wetsvoorstel is afgelopen week door het kabinet naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de komst van deze wet komt er één regeling voor mensen die een opstap naar de arbeidsmarkt nodig hebben. Op dit moment is het nog verspreid over drie regelingen: de WWB, de WSW en mensen met arbeidsvermogen in de Wajong. Sociaal akkoord De Participatiewet vloeit voort uit het Sociaal Akkoord. Hierin is afgesproken dat de werkgeversorganisaties hun leden gaan ondersteunen om 10.000 mensen met een arbeidshandicap de komende jaren aan werk te helpen. De maatregelen die worden beschreven in de Participatiewet zijn gericht op samenwerking op lokaal en regionaal niveau. Daarnaast is de wet gericht op loonkostensubsidies voor de werkgever en begeleider van de betreffende werknemer, zo schrijft het MKB. De werkkamer Momenteel werken de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Rijk de Participatiewet en de afspraken uit het Sociaal Akkoord verder uit in de zogenoemde ‘Werkkamer’. Banen die beschikbaar komen moeten vooral op regionaal niveau worden ingevuld. In 35 arbeidsmarktregio’s hebben gemeenten de regie, In deze regio’s worden werkbedrijven opgezet en zijn werkgevers en werknemers vertegenwoordigd. De werkgeversorganisaties benadrukken dat zij daarbij mede afhankelijk zijn van de inzet van gemeenten, UWV en andere betrokkenen. De praktijk zal moeten uitwijzen of de wet voldoende ondersteuning oplevert aan werkgevers en gemeenten. Daarmee moet worden voorkomen dat er een dwingend quotum komt voor arbeidsgehandicapten. ‘Alle betrokken partijen zijn daar mede voor verantwoordelijk en moeten daar op worden afgerekend’, stellen MKB-Nederland en VNO-NCW.