Focus op strategisch gelegen bovenlokale terreinen, ontwikkel adaptief en voorkom ongezonde concurrentie tussen terreinen. Het zijn enkele van de strategische adviezen uit het behoefteonderzoek naar bedrijventerreinen in West-Friesland. Eén ding staat vast: vraaggericht aanbod is het sleutelwoord.

In 2013 verscheen het Buck-rapport. In opdracht van de provincie Noord-Holland onderzocht Buck Consultants International de behoefte aan bedrijfsgrond in Noord-Holland Noord tot 2020. Voor West-Friesland lagen harde en zachte plannen voor 211 hectare bedrijfsgrond. Uit het onderzoek bleek dat er vraag is voor slechts 46 hectare. Overaanbod is zeer ongewenst. Daarom heeft de regio onderzoek laten doen naar de soort bedrijventerreinen waaraan behoefte is en waar deze terreinen moeten liggen. WBG voorzitter Piet Mol, adviseur bedrijventerreinen Gerard Fit en wethouder van de gemeente Medemblik Harry Nederpelt (o.a. economische zaken) zijn alle drie vanuit hun eigen vakgebied betrokken bij de planvorming rond bedrijventerreinen.

Anticiperen op de vraag
Ondernemers vestigen zich het liefst op terreinen nabij de ontsluitingswegen A7, Westfrisiaweg en de A.C. de Graafweg. Gezien de groeicapaciteit op deze terreinen is geadviseerd om het harde aanbod op bovenlokale terreinen op vooral, Zevenhuis (Hoorn), Overspoor (Medemblik), De Veken (Opmeer) en Vredemaker (Koggenland) in stand te houden en te promoten. Voor de zachte plannen geldt een terughoudende instelling. Bestaande lokale bedrijventerreinen vlakbij kleine kernen kun je beschouwen als kraamkamer voor startende ondernemers. In de toekomst zouden zij kunnen doorstromen naar de bovenlokale, grotere terreinen. Gerard: ‘Het advies is ook om Distriport en Andijk-Zuid niet te ontwikkelen. De provincie moet nog beslissen over het lot van Distriport. Er is nu een overeenkomst tussen Hoorn en Koggenland die voorschrijft welk type bedrijven op Zevenhuis en welke op Distriport gevestigd moeten worden. Mocht Distriport niet worden ontwikkeld, dan heeft dat uiteraard gevolgen. We moeten dus flexibel omgaan met de ruimte. Als er vraag is, moet er ook aanbod zijn. Bedrijven die zich willen vestigen moeten kijken naar de toekomst. Wat is dan hun vastgoedpositie? Als ze willen doorgroeien en daarvoor moeten verhuizen, kom je met halflege terreinen te zitten. Dat moeten
we voorkomen.’

Regionaal samenwerken
Een regionale strategie is noodzakelijk. Concurrentie tussen gemeenten en bedrijventerreinen is ongewenst. Het BedrijvenLoket West-Friesland is de matchmaker. Zij voorkomen ongezonde concurrentie en hebben een helikopterview. Wanneer bedrijven plannen hebben voor vestiging of verhuizing, geeft het Bedrijvenloket een overzicht van de mogelijkheden. Gerard: ‘Uiteindelijk hebben de ondernemers zelf het laatste woord. Zij zijn degenen die investeren.’ De bestaande bedrijventerreinen moeten actief en positief worden gepositioneerd. Er zijn nog altijd panden die leegstaan. De terreinen moeten aantrekkelijk worden gemaakt en gehouden. Onder andere door het handhaven van de beeldkwaliteit en veiligheidsniveau en door diensten aan te bieden voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Piet: ‘Voor alle terreinen geldt dat de beeldkwaliteit een belangrijk aspect is. Vanuit het beeldkwaliteitsfonds binnen de HIRB subsidie kunnen ondernemers op een aantal terreinen subsidie aanvragen voor renovaties aan hun pand. Dit is iets dat
al op grote mate wordt gedaan in de regio.’

Ondernemend Noord-Holland Noord
Op 4 maart jl. vond een conferentie plaats waarbij de regio’s West-Friesland, Noordkop en Alkmaar samen spraken over de bedrijventerreinproblematiek. Harry: ‘Samen moeten we oplossingen vinden om hiermee om te gaan. Alle neuzen wijzen nu dezelfde kant op. Wat mij opviel is dat West-Friesland voorop loopt waar het gaat om de samenwerking tussen betrokkenen. In Alkmaar en de Noordkop staat dit veel meer in de kinderschoenen.’ Gerard: ‘De samenwerking tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten
en bedrijven is belangrijk. Het is belangrijk dat bedrijven zien dat gemeenten meedenken en juist proactief werken aan een gezond ondernemersklimaat.’